Voor het maken van een goed belichte foto heb je in de basis de diagfragma en de sluitertijd waarmee je kunt spelen.
Deze twee instellingen hebben echter een verband met elkaar en dit verband wil ik graag in deze pagina uitleggen.
In de onderstaande twee tabellen zie de diafragma en sluitertijd waardes die behoren tot de volle stop waardes.
Een stop wil zeggen dat je 2 maal zoveel licht op de sensor krijgt, of de helft van het licht als je de andere kant op gaat.
1 |
1,4 |
2 | 2,8 | 4 | 5.6 | 8 | 11 | 16 | 22 | 32 |
Van F waarde 2,8 naar 4 krijg je slechts de heflt van de hoeveelheid licht op je sensor.
.
1/8000 | 1/4000 | 1/2000 | 1/1000 | 1/500 | 1/250 | 1/125 | 1/60 | 1/30 | 1/15 | 1/8 | 1/4 | 1/2 | 1 | 2 | 4 | 8 |
Van sluitertijd 1/1000 naar 1/500 ste seconde krijg je twee maal zoveel licht op je sensor.
Rekenvoorbeeld:
Als je een goed belichte foto hebt bij een diafragma van F4 en een sluitertijd van 1/500 ste seconde. Dan zal deze ook goed belicht zijn bij F5.6 en 1/250 ste seconde.
In de onderstaande grafiek heb ik dit nogmaals op een andere manier weergegeven.
KLEINE lensopening |
In de grafief links is de diafragma waarde tegen de sluitertijd uitgezet.
De grijze balk in de midden geeft aan wanneer de foto goed belicht is. Uit deze grafiek is te zien dat als je de sluitertij kleiner maakt (naar rechts) dan moet je om de belichting goed te houden de diafragma waarde kleiner maken (groter lensopening). Zo geldt ook dat als je meer scherptediepte wilt zoals bij een landschapsopname en je daarvoor de diafragma waarde groter maakt (kleinere lensopening), je een langere sluitertijd nodig hebt |
|||
GROTE lensopening |
||||
LANGE sluitertijd |
KORTE sluitertijd |